De ijsbeer of poolbeer (Ursus maritimus, voorheen: Thalarctos maritimus) is een grote geelwitte beer, die langer en groter is dan de andere beren (Ursidae). De ijsbeer komt enkel voor in en rond het noordpoolgebied. Hij is het meest vleesetend van alle beren, en leeft vooral van zeehonden. De ijsbeer is een soort waarvan wordt gedacht dat hij tijdens het Pleistoceen, zo'n 2 miljoen tot 400.000 jaar geleden, ontstaan is, mogelijk uit Siberische populaties van de bruine beer. Onderzoek uit 2011 op mitochondriaal DNA (mtDNA) leek te wijzen op afstamming vanuit een Ierse populatie van de bruine beer.[2] Onderzoek uit 2012, deze keer op nucleair DNA (DNA uit de celkern), wees echter op een eerdere afsplitsing van zijn soortgenoten: circa 600.000 jaar geleden. De onderzoekers stellen dat de eerdere conclusie op basis van het mtDNA bijvoorbeeld aan hybridisatie met bruine beren te wijten kan zijn. Doordat er toen door het warme klimaat minder ijsberen waren, konden de gevolgen van hybridisatie groot worden en zo uiteindelijk het oorspronkelijke ijsbeer-mtDNA vervangen.
De ijsbeer is zeer groot en krachtig. Mannetjes worden 2,3 tot 2,6 meter lang en wegen 300 tot 800 kilogram. Vrouwtjes zijn kleiner dan de mannetjes en worden 1,8 tot 2 meter lang en 150 tot 300 kilogram zwaar.[4] De ijsbeer heeft een lange nek en een grote neus. Onder de vacht is de huid zwart,[5] wat te zien is op de naakte delen zoals de neus en de lippen. De haren van de vacht zijn niet wit, maar doorzichtig en hol. De kleur van de vacht is, afhankelijk van de tijd van het jaar, lichtval en de hoeveelheid vuil in de vacht, gelig wit tot vuil grijs. Hij is waterafstotend en houdt de warmte van de zon vast. Daarnaast heeft de ijsbeer een dikke onderhuidse vetlaag, waarmee hij warmte vasthoudt. De ijsbeer heeft vliezen tussen zijn tenen, waardoor hij beter kan zwemmen. Zijn achterpoten gebruikt hij als een soort roer om mee te sturen. IJsberen hebben een kleine staart, ongeveer acht tot tien centimeter lang.
De tanden van een ijsbeer groeien elk jaar een beetje. Via de tanden kan men bepalen hoe oud een ijsbeer is. IJsberen worden zelden ouder dan 25 jaar.[6] De oudste wilde beer waarvan de leeftijd bekend was, stierf op een leeftijd van 32 jaar, terwijl het oudste exemplaar in gevangenschap overleed op een leeftijd van 43 jaar.
De paringstijd is van maart tot juni, met een piek in april. De ijsbeer kent een verlengde draagtijd, en het embryo komt waarschijnlijk pas in oktober of november in ontwikkeling. De dracht duurt daardoor 200 tot 250 dagen (7 tot 8 maanden). Er zijn meestal 2 jongen, die in december of januari in een sneeuwhol worden geboren. Een enkele keer worden één tot vier welpen geboren. Bij de geboorte zijn de jongen ongeveer 600 gram zwaar en 25 centimeter lang. De oogjes zitten dicht en de diertjes zijn bedekt met dun haar.
Een drachtig vrouwtje brengt de winter door in een sneeuwhol dat zij zelf heeft gegraven. Het hol wordt gegraven in een sneeuwheuvel, op plaatsen waar de sneeuw hard en stevig is. Na een tunnel bevindt zich de kraamkamer. Soms bevinden zich meerdere kamers in een hol, maar meestal slechts eentje, waarin het ijsbeervrouwtje overwintert. Het hol bevindt zich over het algemeen op het vasteland, aan de kust, maar soms wordt het gegraven op het pakijs.
De jongen verlaten het hol voor het eerst in maart of april, als ze ongeveer drie maanden oud zijn. Ze wegen dan ongeveer negen tot elf kilogram. Alleen het vrouwtje zorgt voor het jong. Mannetjesberen worden gemeden, aangezien deze de welpen kunnen doden. De moedermelk is rijk aan vetten en energie.
Reactie plaatsen
Reacties