Een koe is een vrouwelijk rund en als moederdier een belangrijke producent van melk. Een melkkoe geeft in een lactatieperiode tussen de 5 en 60 liter melk per dag, gemiddeld 25 liter melk per dag. Een koe wordt gemiddeld 315 dagen per jaar gemolken. Dit komt neer op een gemiddelde productie van 8000 liter melk per koe per jaar. Sommige koeien produceren tijdens hun leven wel 100.000 liter melk.
Koeien zijn derhalve belangrijk voor de voedselvoorziening. In de melkveehouderij wordt gestreefd naar een steeds hogere productie per koe per jaar. Een koe kan een leeftijd van vijftien jaar bereiken en in uitzonderlijke gevallen twintig jaar. Tegenwoordig wordt de gemiddelde melkkoe echter maar vijf à zes jaar oud. Wanneer een koe minder melk geeft of niet optimaal vruchtbaar is, wordt ze afgevoerd naar het slachthuis. Ze wordt dan vervangen door een vaars, een jonge koe, met vaak een beter genetisch potentieel. In het kader van de verduurzaming van de sector wordt gezocht naar manieren om koeien een hogere productieve leeftijd te laten bereiken.
Het jong van een koe is een kalf. Een koe heeft een gemiddelde draagtijd van 281 dagen. Een eenjarig dier is een pink. Ze wordt op een leeftijd van ongeveer vijftien maanden gedekt of geïnsemineerd. Als een pink uiervorming krijgt heet ze een klamvaars. Na het afkalven, het baren van een kalf, heeft ze een leeftijd van ongeveer 24 maanden en is dan een melkvaars. Na ongeveer drie weken kan de vaars opnieuw worden bevrucht. Een koe die klaar is om te worden bevrucht, heet tochtig. Deze tochtigheid herhaalt zich elke drie weken totdat de koe drachtig is. Als een koe voor de tweede keer heeft gekalfd heet ze een schotter, na de derde keer een 3e kalfs koe, na de vierde een 4e kalfs koe, etc.
Nederlandse melkkoeien produceerden in 1910 per jaar zo'n 2500 liter melk. In 1950 produceerde een gemiddelde koe 4000 liter per jaar.[5] In 2006 is dat toegenomen tot 7800 l, terwijl sommige koeien nu zelfs 12.000 l/jaar produceren. Deze verhoging van de melkproductie is tot stand gekomen door selectief fokken en door het bijvoeren met krachtvoer. Dit leidt echter tot enkele neveneffecten. De voornaamste hiervan zijn dat melkkoeien veel calcium verliezen waardoor ze vaak aan gewrichtsproblemen lijden en dat er mastitis ontstaat aan de uier door de verhoogde melkproductie.
De melk wordt gevormd in de melkblaasjes van de uier. Melkvormende cellen halen de nodige bestanddelen uit het bloed. Er moet circa 300 tot 400 l bloed door de uier stromen om 1 l melk te maken. Druppels melk verlaten de melkklieren pas wanneer de druk in de melkboezem te groot wordt. Wanneer op de juiste manier op de spenen, op de uier, van een koe wordt geduwd, komt er melk uit. Vanouds ging dat met de hand, maar op moderne boerderijen met veel koeien is dat niet meer haalbaar. Daar wordt dan ook machinaal gemolken met een melkmachine. Een soort klauw met vier speenhouders, rubberen zuignappen, wordt aan de uier van de koe gehangen. Dit wordt mogelijk gemaakt met behulp van een vacuümpomp. Door een zogenaamde pulsator wordt de onderdruk ritmisch gevarieerd om het zuigen van een kalf na te bootsen.
Reactie plaatsen
Reacties