Olifanten zijn grote zoogdieren uit de familie van de Elephantidae binnen de orde van de slurfdieren (Proboscidea). Traditioneel worden er twee soorten erkend, de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana) en de Aziatische olifant (Elephas maximus). Uit DNA-studies is vastgesteld dat de Afrikaanse olifanten bestaan uit twee aparte soorten, respectievelijk de savanneolifant (Loxodonta africana) en de bosolifant (Loxodonta cyclotis).
Olifanten komen verspreid voor in Afrika ten zuiden van de Sahara en in het zuiden en zuidoosten van Azië. Zij zijn de enige nog levende soorten van de slurfdieren, uitgestorven zijn onder andere de mammoeten en mastodonten. Olifanten zijn de grootste levende landdieren. De mannelijke Afrikaanse olifanten kunnen een hoogte van 4 m en een massa van 7000 kg bereiken. Deze dieren hebben verschillende onderscheidende kenmerken, zoals een slurf die wordt gebruikt voor vele doeleinden, met name voor het grijpen van voorwerpen. Hun snijtanden groeien uit tot slagtanden en dienen als hulpmiddelen voor het verplaatsen van objecten, het graven en als wapen tijdens gevechten. De grote oorflappen van de olifant worden gebruikt om de temperatuur van het lichaam te beheersen. Afrikaanse olifanten hebben grotere oren en een holle rug, terwijl Aziatische olifanten kleinere oren hebben een bolle of rechte rug.
Stropers schieten de olifanten voor het ivoor van hun slagtanden.[2] Ivoorhandel is een van de belangrijkste bedreigingen voor wilde olifantpopulaties. Vanwege hun onmiskenbare uiterlijk en intelligente gedrag spelen olifanten een rol in kunst, religie, mythologie en populaire cultuur.
Olifanten behoren tot de familie Elephantidae en de orde Proboscidea. Hun naaste verwanten zijn de bestaande zeekoeien en de klipdassen waarmee ze de clade Paenungulata vormen binnen de superorde Afrotheria. Olifanten en zeekoeien worden verder geklasseerd in de clade Tethytheria. Traditioneel worden twee olifantensoorten erkend: de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana) uit subsaharisch Afrika en de Aziatische olifant (Elephas maximus) uit Zuid- en Zuidoost-Azië. Afrikaanse olifanten hebben grotere oren, een ronde rug, meer gerimpelde huid, en twee vingerachtige uiteinden op het puntje van hun slurf. De Aziatische olifant heeft kleinere oren, een bolle rug, gladdere huid en één vingerachtig uiteinde op de punt van de slurf. De ronde ribbels op de kiezen zijn smaller bij de Aziatische olifanten, terwijl die van de Afrikaanse olifant meer ruitvormig zijn. Daarnaast heeft de Aziatische olifant bulten op zijn kop en een aantal depigmentatievlekken.
Er bestaat twijfel over de verwantschap van de uitgestorven Mammuthus enerzijds en Loxodonta of Elephas anderzijds. Sommige DNA-studies suggereren dat Mammuthus meer verwant is aan Loxodonta, andere wijzen op een nauwere verwantschap met Elephas. Morfologie ondersteunt de hypothese dat Mammuthus en Elephas zustertaxa vormen, terwijl vergelijkingen van de eiwitten albumine en collageen aantonen dat alle drie de geslachten in gelijke mate verwant zijn aan elkaar. Sommige wetenschappers geloven dat een gekloond embryo van een mammoet zich zou kunnen ontwikkelen in de baarmoeder van een Aziatische olifant.
Carl Linnaeus beschreef in 1758 als eerste het genus Elephas en een olifant uit het toenmalige Ceylon onder de binomiale naam Elephas maximus. In 1798 classificeerde Georges Cuvier de Indische olifant onder de binomiale naam Elephas indicus. Zoöloog Coenraad Jacob Temminck beschreef de Sumatraanse olifant in 1847 onder de binomiale naam Elephas sumatranus. Zoöloog Frederick Nutter Chasen classificeerde ze alle drie als ondersoorten van de Aziatische olifant in 1940.
Reactie plaatsen
Reacties