Slangen (Serpentes) zijn een groep van aan hagedissen verwante reptielen die behoren tot de orde schubreptielen (Squamata). Alle soorten worden gekenmerkt door een naar verhouding zeer lang en dun lichaam en het ontbreken van ledematen. Slangen zijn duidelijk te onderscheiden van alle andere dieren en de meeste andere reptielen als krokodilachtigen, schildpadden en brughagedissen. Met sommige groepen van hagedissen is het onderscheid echter niet zo duidelijk.
Er zijn ongeveer 3950 verschillende soorten slangen beschreven,[3] waarvan ongeveer 15% giftig is. Slangen bewegen zich altijd voort op de buik en de huid is geheel bedekt met schubben. Andere typische kenmerken zijn het ontbreken van beweegbare oogleden en de aangepaste gepaarde organen als de longen en de nieren.
Slangen komen vrijwel wereldwijd voor en de verschillende soorten leven in uiteenlopende habitats. Omdat ze koudbloedig zijn, leven de meeste soorten in warmere streken. Een aantal soorten is aangepast aan het leven in extreem droge omgevingen, zoals woestijnen. Er zijn echter ook slangen die ondergronds leven en veel graven of juist sterk zijn aangepast aan een leven in waterige milieus zoals rivieren, meren en zelfs in de zee.
Slangen zijn door hun lang onbegrepen levenswijze en gedrag en hun vermeende, maar vaak overschatte giftigheid een symbool van het kwaad. In de Bijbel duikt de slang op als een vertegenwoordiger van de duivel in het verhaal van Adam en Eva. Er is inmiddels veel bekend over de levenswijze, de taxonomie en de voortplanting van slangen. Slangen werden ooit als zustergroep van de hagedissen beschouwd, maar inmiddels is bekend dat slangen evolutionair gezien zijn ontstaan uit een groep van hagedissen.
de Grote Oceaan. Ook komen geen slangen voor op het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika, op Antarctica en in uiterst noordelijk Europa en Azië en noordelijk Noord-Amerika, dicht bij de Noordpool.
Slangen hebben zich aangepast aan de meest uiteenlopende omgevingen. Er zijn soorten die ondergronds leven, op de bodem, in bomen en zelfs in het water, zowel in zoet water (Agkistrodon, Natrix) als in zee (zeeslangen). Zeeslangen leven in de Grote Oceaan en de Indische Oceaan, ze ontbreken in de Noordelijke IJszee, de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Zeeslangen zijn pas ontstaan en verspreid nadat de landrug tussen Noord-Amerika en Zuid-Amerika drie miljoen jaar geleden ontstond. Ze kunnen niet van de Grote Oceaan langs Kaap Hoorn of van de Indische Oceaan langs Kaap de Goede Hoop, doordat het water te koud is. Ze kunnen niet langs de Rode Zee doordat die te zout is[5] en niet langs het Panamakanaal doordat dat zoet water bevat. De meeste zeeslangen leven langs de kust in ondiep water, slechts enkele soorten hebben een groot verspreidingsgebied; een voorbeeld is de samengedrukte zeeslang (Pelamis platura).
Niet alleen de strikt in water levende soorten, maar vrijwel alle slangen, kunnen uitstekend zwemmen en klimmen. De meeste slangen leven in begroeide gebieden, zoals bossen, maar ook op meer open plaatsen als bergstreken en steppen. In tropische bossen komen meer boombewonende slangen voor, die overdag rusten in bomen en 's nachts op jacht gaan. In kale gebieden, zoals woestijnen, leven slangen in de grond en graven zich vaak in.
Reactie plaatsen
Reacties